Over de kermis in de regen

– loop door de regen op de kermis. kijk omhoog. de zweefmolen verheft zich boven je, hoger dan de bomen, hoger dan de huizen, hoger dan de toren, hoger dan je menselijk oog kan zien. de wolken omringen de ronddraaiende stoeltjes. het geluid van de molen wordt overstemd door dreunende muziek en iemand die zingt: i will never let you down! in de verte hoor je mensen schreeuwen, maar waar het geluid vandaan komt is niet duidelijk. de rij voor de zweefmolen lijkt uit dezelfde mensen te bestaan, iedere keer dat je er langs loopt.

– in een kraampje verkopen ze in chocolade gedoopte appels. je vraagt je af wanneer je in amerika beland bent. in een kraampje verkopen ze churro’s. je vraagt je af wanneer je in spanje beland bent. in een kraampje verkopen ze poffertjes. je vraagt je af of je je nog wel in een duidelijk afgebakende dimensie bevind. mensen praten in onverstaanbare talen, en de kermis is niet te vinden op om het even welke map.

– het spookhuis is groter dan dat het er van buitenaf uitziet. de duisternis strekt zich maar uit; het karretje valt en duikt een meter, duikt twee meter, duikt een eeuwigheid. in de kar voor je huilt een man zachtjes, terwijl spinnenwebben je gezicht strelen.

– het waren spinnenwebben. het waren heus spinnenwebben. je weet dat je vannacht niet zult slapen.

– de gemene lach komt niet van het spookhuis. de gemene lach komt nergens vandaan. hij achtervolgt je nog lang nadat je het plein hebt verlaten.

– loop langs de mensen bij het funhuis. loop er nog een keer langs. hun blije gezichten zijn identiek. vanbinnen klinkt gelach en het geluid van dingen die schuren, botsen, vallen.

– om een iPad te winnen, moet je zes zessen gooien. je loopt er snel voorbij. je wilt die iPad niet. je wilt die iPad niet willen. de ogen van de spelmeester volgen je in de menigte.

– er drijven mensen in ballen op het water. ze tollen en glijden en glijden en tollen terwijl anderen toekijken, zwijgend. de jongen in die bal ligt stil; hij kan niet meer. de opzichter geeft zijn bal een zetje terwijl je blijft kijken, gefascineerd, zwijgend. er staat geen rij. als je doorloopt, realiseer je je dat dat is omdat er geen in- noch uitgang is.